-
Je weet wat je kunt aflezen
aan een weerkaart
-
Je weet dat men 4
verschillende meetinstrumenten gebruikt om het weer te kunnen
voorspellen. Je kunt er minstens 2 noemen.
-
Je weet waar de afkorting KNMI
voor staat.
-
Je kunt vertellen hoe de
waterkringloop loopt.
-
Je weet wat de evenaar is en
je kunt minstens 2 landen noemen die op de evenaar liggen.
-
Je weet wat het broeikaseffect
is.
-
Je kunt uitleggen wat voor rol
kroosvaren kan spelen in het broeikaseffect.
-
Je kunt vertellen wat de
gevolgen zijn van het broeikaseffect.