Gerard Dummer

Alles over Onderwijs en ICT.

Browsing Posts tagged social media

Na vier jaar intensief moderatorschap heeft gebruiker Apoo van WikiKids afscheid genomen van zijn moderatorschap. Daarmee begon hij op 14-jarige leeftijd. Af en toe is hij nu nog wel eens actief op WikiKids maar niet meer zo intensief als hiervoor. Omdat ik zijn ervaring uniek vind, wilde ik zijn verhaal graag delen met een groter publiek. Iets wat normaal gesproken achter de schermen gebeurt, wordt hier even in het zonnetje gezet. De onderstaande blog heeft hij, op mijn verzoek, hier over geschreven. We zijn erg blij met de inzet van Apoo van de afgelopen vier jaar.

‘Vraagje!’, ‘Waarom?’ en ‘Kun je even …’, zijn het begin van de vragen die ik de afgelopen vier jaar als moderator op WikiKids heb gehad. Een kleine duizend heb ik moeten beantwoorden, kinderen willen immers alles weten en dat is hun goed recht. Werken met kinderen vraagt soms creativiteit en flexibiliteit. In deze blog geef ik jullie een klein kijkje in het leven als moderator: wat zijn de dingen die mij na al die jaren nog steeds bij zijn gebleven?

Op WikiKids heb ik alle soorten kinderen leren kennen. De een heeft zijn weg zo gevonden terwijl de ander nog even wat hulp nodig heeft. De een gaat serieus aan de slag terwijl de ander er een rotzooi van maakt. Als moderator was ik verantwoordelijk voor de sfeer en veiligheid op WikiKids. Dat vroeg soms enige inspanning. Iedere wijziging die aan WikiKids werd aangebracht moest worden gecontroleerd. Op de drukke dagen kon dit wel eens oplopen tot vierhonderd. Gelukkig stond ik er niet alleen voor, samen met andere moderatoren hielden we WikiKids netjes.

De focus lag dan voornamelijk op wat wij noemen ‘vandalisme’. Als iemand er bewust een rotzooi van had gemaakt, vaak was dat het vol kladden van pagina’s met scheldwoorden, dan had ik er geen moeite mee om die persoon stevig aan te pakken. Geen lange, vage verhalen over wat wel en niet netjes is, maar gewoon duidelijkheid: ‘als je dit nog een keer flikt, krijg je een ban.’
Moderator zijn maakte me niet altijd populair, vooral de kinderen die ik de toegang tot WikiKids had ontzegd waren daar soms niet blij mee. ‘Dictator’ heb ik het meeste naar mijn hoofd toe gekregen, vooral met Hitler ben ik veel vergeleken. Ook boze mailtjes met beledigingen waren op den duur niet bijzonder meer. Sommige kinderen gingen nog een stapje verder en schreven een mooi gedicht over hoe stom ik wel niet was.

Recherche
Als moderator vervulde ik regelmatig de rol van rechercheur. Bij iedere bewerking op WikiKids word je IP-adres opgeslagen. Zo kon ik zien wie er stiekem een nieuw account had aangemaakt en zich voordeed als iemand anders. Ook zocht ik regelmatig uit of een IP-adres bij een school hoorde om zo in uiterste gevallen contact op te nemen met de directeur.

Een zaak zal me voorgoed bijblijven. Er was op WikiKids al een tijdje een gebruiker die zijn pijlen op mij gericht had. De bekende dictator vergelijking werd steeds gemaakt en verschillende pagina’s werden hierbij gevandaliseerd. De gebruiker was zo slim om steeds een nieuwe computer te gebruiken en zodoende kon ik niets anders doen dan afwachten en blokkeren.

Toch heb ik het er niet bij laten zitten. Ik ben uit gaan zoeken vanaf welke IP-adressen de bewerkingen gedaan werden en zo kwam ik er achter dat het vanaf een school gebeurde. Ik heb toen direct contact opgenomen met de school en samen hebben we toen een aantal ‘verdachten’ kunnen selecteren. Door Twitter ben ik er uiteindelijk achter gekomen wie er achter de bewerkingen zat (de kracht van social media) en heb dit aan de school doorgegeven.

Die avond, ik weet het nog goed, zat ik in de trein toen ik via mijn mobiel een mailtje binnen kreeg. De school had de betreffende persoon inclusief ouders uitgenodigd op een gesprek om hem met zijn gedrag te confronteren. Daarbij had hij alles bekend. Hij werd geschorst voor zijn gedrag. Toen ik dit las riep ik heel hard “YES!” door de coupé heen. Ik was erg blij dat deze zaak na een maand eindelijk was opgelost en de school goed had doorgepakt.

Begeleiding
Gelukkig was het moderatorwerk niet alleen maar kommer en kwijl, er zijn ook hele mooie momenten die ik mee heb mogen maken. Het allerleukste aan mijn werk vond ik om te zien wanneer mijn uitleg er ook echt voor zorgde dat iemand iets daarna wel goed deed. Bij veel kinderen was het probleem dat ze hadden met WikiKids binnen een aantal berichtjes opgelost, maar het kwam ook een paar keer voor dat kinderen, die erg gemotiveerd waren om te bewerken op WikiKids, niet echt hun draai konden vinden.

Ik begon dan met een intensieve begeleiding. Meestal hield dit in dat ik iedere bewerking die de gebruiker deed controleerde. Elke keer als er iets fout ging besprak ik met deze gebruiker wat er dan precies fout ging en hoe we dat in het vervolg konden voorkomen. Gedurende zo’n begeleiding kom je meer over iemand te weten. Zo heb ik een keer met iemand te maken gehad die vertelde dat hij autistisch was en daarvoor ook speciaal onderwijs volgde. In zo’n geval moet die flexibiliteit en creativiteit naar boven komen. Ik heb van alles geprobeerd: goede bewerkingen extra belonen, foute bewerkingen juist afstraffen. Veel vrijheid geven of juist heel duidelijk de grenzen aangeven. Overleg met andere moderatoren is hierin erg belangrijk, we moesten deze gebruiker namelijk op een specifieke manier behandelen en het was belangrijk dat we dat allemaal hetzelfde deden. Uiteindelijk is de gebruiker gestopt met bewerken op WikiKids. Iets wat voorlopig het beste leek na een jaar lang intensieve begeleiding met momenten waarbij we soms met onze handen in het haar zaten.

Gelukkig was dit de enige keer dat we het hebben moeten ‘opgeven’. Ik wil afsluiten met een zaak waar ik stiekem wel een beetje trots op ben. Een zaak waar de begeleiding goed is uitgepakt. Drie jaar geleden deed deze gebruiker zijn eerste bewerking op WikiKids. Hier en daar zaten er wat foutjes in, logisch want de gebruiker was net nieuw. Na een tijdje begon het me op te vallen dat de gebruiker de berichten die ik hem stuurde niet las. Ik kreeg het gevoel alsof ik tegen een muur aan het praten was. De gebruiker wilde graag met goede bedoelingen meehelpen aan WikiKids, maar deed eigenlijk alles verkeerd. Na een lange en intensieve begeleiding van ruim anderhalf jaar waarop er soms momenten waren dat we het samen niet meer zagen zitten heeft deze gebruiker toch de smaak te pakken gekregen. Zo goed zelfs dat deze gebruiker al bijna twee jaar deel uit maakt van het moderatorteam van WikiKids.

Zo zie je maar dat iedereen iets goeds in zich heeft en dat te snel opgeven geen optie is. Ik kijk met een heel tevreden gevoel terug op mijn werk dat ik voor WikiKids heb gedaan. Ik heb er veel van geleerd en ik hoop dat ik anderen ook een stukje kennis heb bijgebracht.

Dat gevoel kan ik me voorstellen zouden de makers van de Pietitie wel eens kunnen hebben. Bij dit soort grote aantal lijkt het me handig om richtlijnen op te stellen omdat je anders je eigen Facebookpagina niet meer onder controle hebt. Wat voor soort regels zou je op moeten stellen om met dit soort grote aantallen nog om te kunnen gaan? Als ik een snelle zoektocht doe op internet kom ik al snel op de pagina van Mashable waarin een aantal regels worden voorgesteld:

  1. Spreek regels af;
  2. Delete niet direct alle negatieve commentaren;
  3. Handhaaf de regels;
  4. Doordenk wat er in het ergste geval kan gebeuren;
  5. Neem professionals in de hand.

 
Een belang uitgangspunt is het afspreken van de regels die gaan over commentaar geven. Wat sta je wel toe en wat niet?

Welke tips en ideeën zouden jullie de bedenkers van Pietitie mee willen geven? Ben benieuwd. O ja, deze post is niet bedoeld om te discussiëren over de vraag of Zwarte Piet nou wel of niet zou moeten blijven. Deze post is bedoeld om tips en ideeën te verzamelen om om te gaan met een Facebookpagina die zo groot wordt!

Derdejaars studenten heb ik de opdracht gegeven om het document Toetsen op school – Primair Onderwijs, hoofdstuk 1 en 3 samen te vatten. Dit in het kader van handelingsgericht werken. Dat heb ik op de volgende manier aangestuurd:

Ik had een Google Drive Presentatie klaar gezet voor de studenten. In deze presentatie had ik 24 belangrijke begrippen verdeeld over even zoveel dia’s.
Iedereen kreeg de link naar de presentatie en kreeg een paar begrippen om te omschrijven.
Gezamenlijk hebben de studenten de begrippen gevuld.

Dit wilde ik alle klassen apart laten doen. We hebben drie groepen derdejaars studenten. Bij de eerste twee groepen had ik dit ook gedaan. Maar in de derde groep was de opkomst jammer genoeg niet zo groot en moest ik een andere werkvorm bedenken. En daarmee kwam ik op een nog veel betere manier waarvan ik een volgende keer ook weer gebruik ga maken. De laatste groep mocht namelijk het werk van de vorige groep verbeteren. Daarmee ging de kwaliteit van het product toch nog weer een stuk omhoog.

Ik gaf de studenten ook aan dat ik deze manier van werken voor het basisonderwijs ook geschikt vond en dat ik hen ervaring wilde laten opdoen met deze manier van werken. In de eerste groepen probeerden een paar studenten daarom ook uit wat er zou gebeuren als ze niet op hun eigen dia zouden werken maar op die van een ander. Hopelijk zien ze daardoor ook straks sneller wat er mis zou kunnen gaan als ze dit doen in hun eigen klas.

De opzet die ik heb gekozen bracht ook een kleine beperking met zich mee. Ik had namelijk iedereen een link gestuurd waarmee ze zonder in te loggen toch konden bewerken. Maar daarmee is het niet mogelijk om ook afbeeldingen toe te voegen aan de presentatie. Miste ik niet echt maar toch goed om te realiseren.



Dat schreef ik op Twitter over Project X in Haren en werd opgepikt door Muriel Warners die er een blogpost over schreef.

Muriel vroeg zich af of je terecht kon spreken over cyberpesten. Ze denkt van niet omdat zoals Muriel schrijft:

Bij het meisje uit Haren zie ik dat toch anders. Mensen reageerden en masse op haar uitnodiging, omdat ze wel zin hadden in een feestje. Een soort flashmob. Dat ging een eigen leven leiden, en had niets met haar te maken.

Ze geeft wel aan dat we voor Merthe waarschijnlijk wel rot zal zijn geweest en vroeg me of ik op haar post zou kunnen reageren. In deze post wil ik dat doen.

Je kunt je afvragen of dit inderdaad een vorm van cyberpesten was. Maar ik vind een definitiediscussie op zich niet zo interessant. Vooral omdat nieuwe vormen van pesten dan niet onder een bestaande definitie zou vallen. Met z’n allen naar iemands woning gaan op basis van een bericht op internet ook al wil diegene dat niet, lijkt me een vorm van pesten die je niet zou moeten willen.

Er zijn ook mensen die de nieuwe media of de oude media de schuld geven van Project X in Haren. Ik vind dat de oude en nieuwe media geen enkele blaam treft. Ook al vond ik de berichtgeving soms sensatiebelust. De enige die blaam treft zijn de sensatiezoekers en de relschoppers die naar Haren zijn toegegaan. De sensatiezoekers hebben, naar mijn mening, de relschoppers een podium gegeven waarop ze rotzooi konden trappen.

Wat ik het project X feest in Haren vooral vind, is het gebrek aan fatsoenlijk gedrag en gebrek aan fantasie. Iemand afstraffen op een foutje vind ik onfatsoenlijk. En het getuigt van weinig fantasie om te zeggen: we gaan met z’n allen naar haar huis. Ik vind dat als een verhaal zonder plot. Het gaat nergens over. Degene die project X heeft aangemaakt op Facebook had origineler, creatiever en fatsoenlijker kunnen zijn. Waarom bijvoorbeeld niet zeggen: we sturen haar allemaal een kaartje om haar te feliciteren: bedankt voor de uitnodiging maar ik kan helaas niet komen. Bijgesloten vind je 5 euro. Maak er een leuk feestje van.

Dat er mensen zijn die wel zo creatief zijn mag duidelijk worden uit het Project Clean X Haren.

Gisteren heb ik op het Oranje Nassau College in Zoetermeer een presentatie gegeven aan docenten over social media. Die presentatie zie je hier onder.

Ik moet zeggen dat ik zelf maar matig tevreden was over de bijeenkomst. Het onderwerp social media is zo breed dat uitleg geven over het onstaan en een overzicht geven van de mogelijkheden al snel leidt tot een opsomming van verschillende diensten. Analyse van mijzelf achteraf was dat ik het onderwerp veel sterker had kunnen linken naar mediawijsheid (waaronder informatievaardigheden) omdat dit een logisch gevolg is voor het onderwijs. Voelde me achteraf dus op het verkeerde been gezet (door mijzelf).

In de tijd dat we praten over web 2.0, 3.0 en 4.0 is het volgens mij goed om eens te kijken naar web 0.0. Oftewel het offline web waarin we voor de tijd van internet leefden. En eens te kijken hoe social media zich in die tijd gedroegen. Niet dat het niet goed zou gaan met alle ontwikkelingen tot nu toe maar gewoon om nog eens op een rijtje te zetten hoe zaken zich hebben ontwikkeld. Hieronder een opzetje.

In verschillende presentaties wordt gesproken over de overgang van web 1.0 naar web 2.0. Daarbij wordt dan aangegeven dat bij web 1.0 informatie online komt en dat bij web 2.0 personen online komen. Een mooie samenvatting van veel ontwikkelingen die hier onder vallen, vind ik. Web 3.0 heeft als kenmerk dan dat zaken beter op elkaar worden afgestemd en bij web 4.0 is het zover dat het internet met ons mee kan denken.

Maar hoe ziet dan web 0.0 eruit? en van welke social media maakten we toen gebruik? Web 0.0 heeft volgens mij als kenmerk dat het van fysieke lokale netwerken gebruik maakt, die plaats en tijd afhankelijk zijn. In het netwerk zijn plaatsen en personen belangrijk. Plaatsen waar personen elkaar kunnen ontmoeten, ontspannen, werken en waar ze informatie kunnen halen.
Kenmerkende plaatsen voor ontmoeting zijn de straat, het café, de speeltuin, het park, thuis bij jezelf of bij vrienden. Kenmerkende plaatsen voor ontspanning zijn de discotheek, het theater en de bioscoop. Kenmerkende plaatsen voor werken zijn winkels, fabrieken en kantoren. Kenmerkende plaatsen van informatie zijn scholen en bibliotheken.
Op die verschillende plaatsen in het web 0.0 maken mensen gebruik van verschillende (social) media. Media die het mogelijk maken om te ontmoeten, ontspannen, werken en informatie ophalen. Meest gebruikte waarschijnlijk is de directe communicatie door middel van spraak waarbij twee of meer personen zich in dezelfde ruimte bevinden en door middel van hun stem ideeën, standpunten, meningen, gedachten enzovoort uit wisselen. Een ander veel gebruikt medium is schrift en beeld. Door middel van geschreven teksten, pictogrammen, foto’s, video’s wordt een boodschap overgedragen aan de ander. Een voorbeeld hiervan in de bibliotheek zijn de kaarten op de kop van de boekenrekken waarop staat welke boeken in het rek te vinden zijn. Een handig sorteermiddel waarmee je snel je weg vindt in de wereld van web 0.0.

Speciale aandacht in de web 0.0 wereld is er voor de jongeren. Zeker op het moment dat ze overlast veroorzaken op het moment dat ze zich vervelen (de zogenaamde hangjongeren). Ze nemen de openbare ruimte dan in beslag op een manier die afwijkt van hoe volwassenen dat doen…

Volgens mij valt er nog wel meer te schrijven over web 0.0 en de sociale media die we in die tijd gebruikten. Ben benieuwd hoe anderen hier over denken.

Tweede spreker op het symposium is Sjors Timmer. Sjors Timmer werkt bij Webjam. Webjam omschrijft zichzelf als volgt:

Webjam Solutions for social publishing and engagement allow you to create your own branded and customisable social media environment in which content is created and shared easily, communities grow naturally and social media networks integrate seamlessly.

De insteek van Timmer in zijn bijdrage is de vraag hoe je geld kunt verdienen aan social networksites. Een interessante bijdrage omdat die indirect aangeeft waar je leerlingen op moet wijzen op internet.

In de eerste plaats geeft Timmer aan dat geld verdienen met social networksites behoorlijk lastig is. Pas nadat Facebook 300 miljoen gebruikers had, werd het winstgevend. De vraag die je je kunt stellen is welke dienst bijvoorbeeld Facebook levert waar je geld voor wilt betalen.

Daarna behandelde hij de verschillende fasen waarin de marketing geld probeert te verdienen. Daarin zijn 3 rondes te onderscheiden. In ronde 1 probeert de marketing via een bannercampagne inkomsten te genereren. Timmer geeft aan dat het doorklikpercentage bij Facebook maar 0,04% is. Daar word je niet echt rijk van. Ronde 2 kenmerkt zich ook door een bannerreclame. Maar in deze ronde worden de demografische kenmerken meegenomen. Je krijgt banners te zien die aansluiten bij je interesses.

De marketing bouwt ook spelelementen in. Het invullen van gegevens levert je een soort status op. Hoe meer gegevens je invult hoe beter je bedient kunt worden met reclames. Een site “zegt” tegen zijn gebruikers: wil je van het geel in je scherm afkomen (geel staat voor de velden die je nog moet invullen) vul hier dan nog even je gegevens in. Een andere manier is door te zeggen: je hebt zoveel procent van je gegevens ingevuld. Wil je de 100% halen, vul dan nog deze gegevens in.

Google is hiervan een goed voorbeeld die de advertenties op een pagina afstemt op jouw voorkeuren. Op Preferences kun je zien welke voorkeuren Google over jou bewaart. Via deze link kom je ook op een pagina waarin je van dit soort zaken kunt uitsluiten (Opt-out).

Ronde 3 richt zich op je vrienden. Je zorgt er als marketingstrateeg voor dat de gebruiker weet wat zijn vrienden hebben gekozen. Voor hen is het daarom eerst zaak vast te stellen wie je echte vrienden online zijn. Voor Facebook houden zij aan dat een man per 150 vrienden, zo’n 5 echte vrienden heeft. Voor een vrouw is die verhouding 150:7.

Bij het aantal 150 verwees Timmer naar Dunbar’s number als groepsgrootte die een mens kan overzien om relaties te onderhouden.

Zaak is dus om de echte vrienden te vinden. Vriendschap wordt voor deze doeleinden heel zakelijk voorgesteld. Namelijk het aantal directe berichten die mensen naar elkaar sturen. Een voorbeeld waarbij “echte” vrienden van de andere vrienden werden gescheiden was de Whoppercampagne. Waarbij je vrienden kon offeren voor het bemachtigen van een whopper.

De beste manier waarop je marketing kunt krijgen is als je vrienden onderling reclame voor je laat maken. Bijvoorbeeld bij het verspreiden van virals (die volgens Timmer of Grof, Grappig of Geil moeten zijn) of 1 van hun vrienden wordt (het bedrijf een persoonlijk gezicht geeft die online veel te vinden is)
Nog meer manieren om vrienden te vinden:

  • Like-button, om makkelijk aan te geven dat je iets leuk vindt van een ander
  • De vraag moeten beantwoorden: zijn dit wellicht ook vrienden van jou?
  • Vragen aan de gebruiker of ze een advertentie goed of niet goed vinden
  • Aangeven dat 4 van jouw vrienden dit ook een leuk product vinden

Afgelopen donderdag was ik met mijn collega Jan Bulsink en oud-collega Elleke Verwaijen bij het psychologiesymposium georganiseerd door SSPN: Stichting Studieverenigingen Psychologieverenigingen Nederland. Op dit symposium stond social media en psychologie centraal.

Drie sprekers vulden het programma: dr. Marjolein Antheunis communicatiewetenschapper, Sjors Timmer, werkzaam bij Webjam en David Nieborg die bezig is met promotieonderzoek sociale netwerken in de politiek. De laatste spreker had ik al een keer gehoord. Niet zo vreemd want dit symposium werd samen met Studim Generale georganiseerd.

In het symposium stond de vraag naar de identiteit centraal. Waarbij het de vraag is of deze identiteitsvorming een spontaan proces is of dat er een bepaalde sturing achter zit.

In deel 1 over het verhaal van Marjolein Antheunis. In deel 2 het verhaal van Sjors Timmer. Over Davied Nieborg blogde ik al eerder toen ik het Studium Generale volgde .

Marjolein Antheunis vertelde op wat voor manieren je indrukken achter laat. Oorspronkelijk kun je op twee manieren indrukken achter laten: self-generated cues en other-generated cues. Oftewel indrukken waar je zelf verantwoordelijk voor bent en indrukken die veroozaakt worden door je omgeving. Op hyves, waar ze haar verhaal aan relateerde, zijn self-generated cues bijvoorbeeld je eigen profielfoto en other-generated cues de krabbels en foto’s van je vrienden.
Daarnaast is er nog sprake van system generated cues. Dat zijn bijvoorbeeld het aantal vrienden dat je op je hyves hebt staan.

Antheunis heeft onderzoek gedaan naar de aantrekkelijkheid van iemand op hyves. Die worden vooral veroorzaakt door de eerste twee cues. Het aantal vrienden geeft dus niet aan hoe aantrekkelijk iemand gevonden wordt. Het onderzoek is gedaan onder middelbare scholieren.

Verder ging Antheunis in op de vraag of je via de computer aan vriendschapsvorming kon doen. Bij vriendschappen gaat het om, zo gaf Antheunis aan, een aantal zaken: similarity, self-disclosure en question asking. Het blijkt dat mensen online meer over zich zelf vertellen en meer vragen stellen om erachter te komen wie de ander is.

Daarmee is aan twee van de drie voorwaarden om vriendschappen te vormen, voldaan.
Een ander punt waar Antheunis op in ging was de onzekerheidreducerende strategie die je toepast als je met iemand kennis maakt. Dit doe je passief (door te observeren), actief door rond te vragen in de omgeving van de ander en interactief door de ander direct vragen te stellen. In de tijd dat we alleen communiceerden via e-mail was het met elkaar online kennis maken moeilijk. Nu met het gluren op elkaars hyvespagina is dit veel gemakkelijk. Daarmee lijken sociale netwerksites steeds meer op de offline wereld.

Tot slot ging ze in op het onderwerp sociaal kapitaal. Dit is de volledige groep aan vriendschappen die je hebt. Ze maakte daarbij onderscheid in online vriendschappen, offline en mixed mode vriendschappen. Puur virtuele vrienden komt weinig voor. Mixed mode is vergelijkbaar met offline vriendschappen.

Nog een paar opmerkingen die ik wel interessant vond:

  • Communitievorming wordt versterkt door te zorgen voor gezamenlijke ervaringen
  • Mensen zien elkaar niet minder door meer online contacten.
  • Naast bridging (vage vriendschappen) en bonding (sterke vriendschappen) zorgen netwerksites ook voor maintained vriendschappen. Waarbij mensen elkaar weer terug hebben gevonden.