Sardes heeft een mooie publicatie gemaakt over Levende prentenboeken. In de publicatie die gratis te downloaden is, omschrijven ze Levende prentenboeken als volgt:

Levende Boeken zijn prentenboekverhalen die op de computer tot leven worden gebracht en interactief worden voorgelezen.

Via de website www.levendeboeken.nl kunnen prentenboeken worden bekeken. Je sluit hiervoor wel een abonnement voor af.

In de publicatie staat ook beschreven hoe het werken met levende prentenboeken de woordenschat stimuleert. Hiervoor wordt een stripfiguurtje ingezet dat de leerlingen vragen stelt tussendoor en hen op weg helpt als ze er even niet uitkomen.
Het betekent natuurlijk niet dat het levende prentenboek het gewone voorlezen zal vervangen. Maar het is wel een goede aanvulling hierop. Het onderzoek dat Sardes aanhaalt is gedaan door Verhallen, Bus en De Jong.

In Levende boeken in de klas: zo werkt dat, worden twee manieren aangegeven hoe je levende boeken in de klas kunt inzetten: als losse keuzeactiviteit en het ‘planmatig inzetten om de taalontwikkeling van kinderen te stimuleren’. Daarbij worden 5 fasen doorlopen:

1 een boek kiezen
2 het boek introduceren in de groep
3 het boek bekijken op de computer (individueel)
4 nog eens het verhaal in de groep
5 herhaling aan de computer (individueel)

Naar aanleiding van fase 1 worden taalstimulerende gespreksvaardigheden opgesomd. Bijvoorbeeld: de leerlingen laten voorspellen en gebruik van mimiek en gebaren. Daarna komt de fase van het gezamenlijke lezen in de kring. Pas als dat geweest is kan het boek op de computer worden bekeken. Ik vind dit een prima volgorde. Vaak zie ik van studenten terug dat ze leerlingen direct aan het werk zetten op de computer zodat kinderen geen idee hebben van context en thema. Het lezen op de computer geeft daarna alle mogelijkheden tot differentiatie (in tempo en herhaling). Na het zelfstandig bekijken volgt nog een nabespreking met de leerling zelf over het boek. Waarna in fase 4 het boek nog een keer in de groep besproken wordt. Kinderen die dan nog behoefte hebben aan herhaling bekijken het verhaal nog een keer op de computer.

In hoofdstuk 4 van de publicatie wordt aangegeven hoe het werken met levende prentenboeken aansluit bij andere programma’s zoals Piramide, KO-Totaal en De Taallijn.
In hoofdstuk 5 worden allerlei verwerkingsmogelijkheden gegeven. Hier laat de publicatie erg mooie mogelijkheden op het gebied van computers liggen. Namelijk zelf een digitaal prentenboek maken. Studenten op Hogeschool Domstad hebben dit al verschillende keren gedaan en dat is altijd een groot succes.
Hoofdstuk 6 gaat in op de rol van de ouders. Hoofdstuk 7 zet alle zaken nog een keer op een rijtje en hoofdstuk 8 beschrijft de context (samenwerking met anderen en onderzoek).

Al met al een heel complete publicatie die voor Pabo-studenten en basisschoolleerkrachten erg interessant is.