De eerste dag van het VELON-congres zit erop. Een intensieve dag vol met interessante bijeenkomsten. Ik zal de bijeenkomsten waar ik bij aanwezig was beschrijven.

Eerste lezing

Na de opening was de eerste lezing van de dag door prof. dr. Nico Verloop van ICLON. De titel van zijn lezing luidde “De nieuwe kleren van de keizer”. Hij ging hierbij in op de vraag in hoeverre evidence based onderwijs (EBO) mogelijk is om uit te voeren in de praktijk. Dit sloot goed aan bij het thema van het VELON-congres: Het glazen huis, zicht op de maakbaarheid van de leraar. Kan een leraar als hij voorschriften krijgt om alle inzichten over het geven van goed onderwijs, ook goed onderwijs verzorgen?
Verloop legde uit hoe EBO is ontstaan. Dit was in Amerika door Nathaniel Cage in 1978, beschreven in The scientific basis of the art of teaching. Hierbij wordt uitgegaan van het model dat proceshandelingen van een leraar direct van invloed zijn op het product (leren van leerlingen). In 2001 wordt dit verder doorgepakt met de wet No Child Left Behind. Als reactie hierop laat Verloop Schön en Hargreaves aan het woord die zeggen dat “professioneel gedrag niet regelgeleid is” en dat “theorie als ‘voorschrift’ betekent deprofessionalisering van het beroep”. Theorie kan wel als inspiratiebron dienen voor het handelen van de leraar. Hij kan daardoor meer en genuanceerder zien in dezelfde situatie. Verloop zegt:

Zelfs als een grote hoeveelheid ‘effectieve variabelen’ beschikbaar zou zijn:
Gedrag van leraar is niet een soort optelsom van losse gedragscomponenten.

We zouden daarom niet zozeer proces product onderzoek moeten doen, zegt Verloop maar meer interpretatief onderzoek: “lessituaties exploreren en zodanig beschrijven en interpreteren dat die voor betrokkenen transparanter en beter te begrijpen worden.” Je bent dan niet op zoek naar wetmatigheden maar naar inzichten.

Eerste ronde
In de eerste ronde heb de presentatie bezocht van Stella van der Wal-Maris. Zij werkt op de Marnix Academie en doet een promotieonderzoek naar de academische student. Een onderdeel van haar studie is het in beeld brengen wat voor type student nu op zo’n traject afkomt. Daarvoor heeft ze een enquête afgenomen bij een verschillende Pabo’s waar academische trajecten worden aangeboden. Een opvallend verschijnsel vond ik in ieder geval dat zo’n traject minder mannelijke studenten trekt dan de reguliere opleiding. Het opzetten van een academisch traject is dus niet geschikt om meer mannen naar de Pabo te krijgen. Stella heeft in haar enquete gekeken naar motieven, verwachtingen, leeroriëntaties en leerconcepties. Bij de verschillende schalen heeft ze voornamelijk Rauin en Vermunt als theoretisch kader gebruikt.

Nog een paar opvallende resultaten uit haar enquete: theorie gericht op praktisch handelen scoort bij deze studenten hoog. Ook voorkeur voor onderzoek en innovatie scoort hoog. Wat juist laag scoort is het samen willen studeren. Deze student wil het liefste alleen aan de slag (gemeten aan het begin van de studie). Dit is een punt van aandacht want juist als zij een voortrekkersrol bij vernieuwingen moeten gaan spelen is het zaak dat ze teamspelers worden.

Staatssecretaris Halbe Zijlstra
Na de lunch was het tijd voor de toespraak van de staatssecretaris. Hij reageerde op het betoog van Maro Snoek waarin hij de dilemma’s beschrijft van de lerarenopleiding. Snoek vroeg zich af of er wel sprake is van Continious Professional Development. Of dat er niet een scheiding ligt in wat de overheid kan sturen (binnen de initiële opleiding) en wat de overheid aan de markt moet overlaten (de POST-HBO-opleidingen). Ook Raf Devos van de Vlaamse overheid reageerde hierop door aan te geven dat er meer aandacht moest uitgaan van de overheid naar de lerarenopleidingen in Vlaanderen. Die waren tot nu toe enigszins aan het lot overgelaten.

Lancering kennisbasis lerarenopleiders
Tijdens de bijeenkomst is ook nog de kennisbasis van lerarenopleiders gelanceerd. Hier wil ik in een aparte post nog een keer op reflecteren.

Tweede ronde
In de tweede ronde ben ik bij de workshop geweest met de titel “Professionaliteit in beeld: zicht op excellentie”. Omdat ik betrokken ben bij het opzetten van het excellentietraject op onze opleiding trok me dit zeer. Ellen van den Berg en Suasso de Lima de Prado leidden deze workshop. Die zat overigens prima in elkaar met activerende werkvormen. Voor het begrip excellentie gebruikten zij het theoretisch kader van Hattie. Hattie noemt 5 belangrijke kenmerken

  1. de excellente leraar kan essentiële representaties van het eigen vakgebied identificeren
  2. gericht op de begeleiding van het leerproces door interactie in de klas
  3. monitoren het leerproces en geven feedback
  4. zorgen voor aanwezigheid van affectieve (ondersteunings)mogelijkheden
  5. beïnvloeden de leeruitkomsten.

Deze punten zijn nog weer onderverdeeld. In de workshop hebben we concreet proberen te maken wat er onder die excellentiekenmerken schuil gaat. Hoe je dit in beeld kunt brengen. In het Twents Educatief Partnerschap verfilmen scholen de kenmerken van excellentie. Wij werden aan het werk gezet om een storyboard te maken van zo’n film.
De workshop deed mij achterblijven met de vraag: in hoeverre kunnen wij van studenten al excellentie verwachten?

Derde ronde
De laatste workshopronde van vandaag bezocht ik de presentatie van Jo Tondeur die kijkt naar strategieën om studentleraren voor te bereiden op educatief ICT-gebruik. Hij deed dit onderzoek met behulp van een overzicht van mogelijke strategieën samengesteld door Kay (Evaluating Strategies Used To Incorporate Technology Into Preservice Education: A Review Of the Literature, 2006):

  • integrating technology in all courses (44%, n=30);
  • using multimedia (37%, n=25);
  • focusing on education faculty (31%, n=21);
  • delivering a single technology course (29%, n=20);
  • modeling how to use technology (27%, n=18);
  • collaboration among preservice teachers, mentor teachers, and faculty (25%, n=17);
  • practicing technology in the field (19%, n=13);
  • offering mini-workshops (18%, n=12);
  • improving access to software, hardware, and/or support (14%, n=10);
  • and focusing on mentor teachers (13%, n=9).

In verschillende studies zijn meerdere strategieën met elkaar gecombineerd.

Kay concludeert dat: “It is concluded that more rigorous and comprehensive research is needed to fully understand and evaluate the effect of key technology strategies in preservice teacher education.”

Kortom: welke strategie nu het beste is, is nog niet duidelijk.