Gerard Dummer

Alles over Onderwijs en ICT.

Browsing Posts published in 2009

Elke maand mag ik een artikel schrijven over ICT in het blad JSW. Voor de maand oktober schrijf ik hier over Google Alert, de mogelijkheden van de webquest, de website Masterplandyslexie, een kijkwijzer voor het digibord en augmented reality.

Van Kennisnet ontving ik het volgende persbericht over auteursrecht en digitaal leermateriaal:

Heldere richtlijnen moeten leiden tot een bruikbaar aanbod

Is het werk dat ik maak als docent in loondienst van mijzelf of van mijn werkgever? Van wie is het leermateriaal dat ik maak in samenwerking met andere docenten ? Mag ik werk van anderen zonder toestemming gebruiken in mijn leermateriaal? Door de toename in het gebruik van nieuwe media worden auteursrechtelijke vraagstukken steeds relevanter.

Steeds meer docenten zijn bezig met het arrangeren en ontwikkelen van hun eigen digitaal leermateriaal. De remixcultuur, waarbij dankzij internet gebruik kan worden gemaakt van andermans creaties, had reeds zijn intrede gemaakt in onderwijsland, maar neemt door de huidige ontwikkeling nieuwe dimensies aan.

Het is duidelijk dat auteursrechtelijke aspecten hierin een nog grotere rol gaan spelen. In dit kader heeft de stuurgroep van het programma Stimuleren Gebruik Digitaal Leermateriaal met daarin onder andere de educatieve uitgeverijen en de onderwijsraden, een verkennend onderzoek laten uitvoeren door het Instituut voor Informatierecht. Hierin zijn de belangrijkste vraagstukken met betrekking tot de ontwikkeling van (open) leermiddelen beschreven.

Op de website http://digitaalleermateriaal.kennisnet.nl/auteursrechten is het rapport te lezen. Op basis van dit rapport is praktische informatie samengesteld voor zowel het management als docenten.
Met deze informatie hoopt de stuurgroep het onderwijs bewust te maken van relevante juridische aspecten en handreikingen te geven hoe hiermee om te gaan door bijvoorbeeld het gebruik van open contentlicenties.

Vorige week maandag, 5 oktober, was de laatste bijeenkomst van de serie Plug In, in het kader van de Studium Generale van de Universiteit Utrecht. Deze keer werd de lezing verzorgd door prof. dr. Pieter Winsemius. Een mooie afsluiting van de reeks. Hij begon zijn lezing met de uitspraak:

“de toekomst is niet wat het geweest is.”

Deze uitspraak vond ik zo sterk dat ik dacht: die kan hij nooit zelf bedacht hebben. Misschien stom dat te denken maar ik dacht: laat ik die uitspraak maar eens googlen. Eerst in het Nederlands. Maar de resultaten die ik daar vond, leken mij niet voldoende. Daarom maar eens vertaald in het Engels. Daarmee een nieuwe zoekactie uitgevoerd. Een van de hits was deze blog. Waarin ik las dat Thomas Friedman de Franse poeet Paul Valery citeert met:

“The trouble with our times is that the future is not what it used to be.”

Waarna ik verder zocht op Paul Valery. En via Wikipedia. Zag dat Paul Valery in het Frans schreef. En nu weer met een nieuwe zoekactie zag dat “the future” in het Frans “l’avenir” is. En na deze zoekactie, deze, er uiteindelijk achterkom via deze zoekactie dat de quote oorsponkelijk luidde:

Même l’avenir n’est plus ce qu’il était

Wat me nog niet duidelijk is, is in welke context Valery dit gezegd heeft. Misschien kan iemand me dat nog duidelijk maken.

Maar goed. Dat was slechts de eerste zin uit de lezing van Pieter Winsemius. Een groot deel van de lezing hing hij op aan de sociale binding. De voorbeelden die hij aanhaalde lagen voornamelijk buiten de ICT maar dit nam niet weg dat ik het erg interessant vond.

Bij sociale binding hield hij drie vormen aan waarop binding kan plaatsvinden:

  1. samenbinding
  2. bovenbinding
  3. tegenbinding

Samenbinding is de meest voorkomende vorm van binding. Het is de binding tussen gelijkgestemden. De binding is horizontaal en heeft geen specifiek doel op zich. Hij haalt hierbij onder andere Putman met zijn werk “bowling alone“. Onderstaande citaat komt van de website:

In a groundbreaking book based on vast new data, Putnam shows how we have become increasingly disconnected from family, friends, neighbors, and our democratic structures– and how we may reconnect.

Putnam warns that our stock of social capital – the very fabric of our connections with each other, has plummeted, impoverishing our lives and communities.

Bij de tweede vorm van binding gaat het over een vertikale binding. Hij noemt hierbij als voorbeelden de lokale katholieke kerk in relatie tot de Katholieke Kerk in Rome. Maar ook tussen de locale politieke partijen en de landelijke partijen. Doel van deze verticale binding is onder andere informatie geven, de burger betrekken.

Verticale binding werkt alleen als degene die onder aan staat, zich gehoord serieus genomen voelt. De burge wil ook alleen meewerken aan de vertikale binding als aan die voorwaarden is voldaan.

Winsemius verwees hierbij naar de Powerlaw waarbij weinig mensen over veel macht beschikken en veel over weinig macht.

De derde binding was dus de tegenbinding. De vraag hierbij is hoe je binding krijgt tussen verschillende groepen. Bij deze binding gelden informele regels. Hij geeft als voorbeelden dat er in de openbare ruimte vaak sprake is van informele regels. Hoe je door een druk station loopt wordt door de overheid niet geregeld maar gaat zelden mis. Ook een plekje zoeken op het strand regelt de overheid niet en gaat goed.

Winsemius geeft aan dat hij het belangrijk vindt dat je burgers mee verantwoordelijk moet maken. Hij haalt hierbij de Publieke zaak aan die in discussies gebruik maken van Synthetron. Een digitaal hulpmiddel om in grote groepen te reageren op stellingen en snel te komen tot gezamenlijke besluitvorming.

Deze week was ik aanwezig bij de eerste bijeenkomst van Kennisnet waarin wordt nagedacht over het ontwikkelen van een module over het ontwikkelen en arrangeren van digitaal leermateriaal. De module die we gaan ontwikkelen is bestemd voor de lerarenopleiding van het VO (LERO) en het basisonderwijs (PABO). En voor die laatste groep zit ik daar natuurlijk. In de groep hebben we nagedacht over de inhoud van de module. De eerste bijeenkomst was vooral een kennismakingsbijeenkomst met elkaar en een eerste verkenning wat we ons bij zo’n module precies voorstellen. We hebben verschillende beelden die leefden bij digitaal leermateriaal, ontwikkelen en arrangeren met elkaar uitgewisseld. We hebben vastgesteld dat het belangrijk is om eerst de doelen voor de module op een rijtje te zetten, het gebied goed af te bakenen (want er kan veel, maar is daar ook altijd ruimte voor) en begrippen helder te krijgen.

Gelukkig zijn er al veel documenten die ons op weg helpen om van de module een succes te maken. Op de website van Kennisnet over digitaal leermateriaal is al veel informatie te vinden. Die ga ik eerst maar eens napluizen en kijken welke doelen we daar uit kunnen halen.

Ik vind dit ook een mooie gelegenheid te kijken naar de overeenkomsten en verschillen tussen de ADEF-ICT-doelen en de ICT-competenties zoals we die hebben opgesteld voor de Pabo-studenten.

Wordt vervolgd.

De afgelopen week heeft mijn collega van Hogeschool Domstad, Jan Bulsink, een aantal interessante posts geschreven over de netwerklerende. Voor deze posts verwijst hij naar Wim Veen over de nieuwe lerende. en combineerde hij dat met input van Mitch Joel. De stappen zoals Jan ze benoemt bij de netwerklerende zijn:

Fase 1: Activering
Fase 2: Identificatie
Fase 3: Groepslid
Fase 4: Profilering binnen de groep
Fase 5: Entiteit

Aangezien Jan op Hogeschool Domstad tegenover mij zit, hadden we deze week over de posts die hij had geschreven. Vond het erg leuk om een bloggende collega te hebben. Daarin hebben we het onderwerp verder verkend. We keken op welke manier deze fasen ook voor het (basis)onderwijs van toepassing zouden zijn. Kun je het met kinderen ook hebben over de netwerklerende? In eerste instantie leek me dit namelijk nogal te ver van de basisschool afstaan. Maar toen moest ik denken aan het onderwerp mediawijsheid. En daarmee kun je de fasen heel mooi invullen met de volgende vragen:

Fase 1: Wat doe je op Internet?
Fase 2: Wat vind je daar precies leuk aan?
Fase 3: Hoe gedraag je je op internet?
Fase 4: Wat vertelt dat over jou?
Fase 5: Hoe ga je nu verder? Verander je iets of laat je zoals het is?

Die opdracht moeten we maar eens aan onze studenten geven. Om zelf te beantwoorden en om met leerlingen van de basisschool aan de slag te gaan. En het is misschien ook goed om die vraag eens aan onszelf voor te leggen. Heb zoiets al een keer gedaan maar nog niet via deze ordening.

Vandaag heb ik aan een groep van zo’n 20 KNAG-ers een workshop mogen verzorgen over de mogelijkheden van Google Earth in het onderwijs. Ik moet zeggen dat ik dat erg leuk vond om te doen. Ik had jammer genoeg maar anderhalf uur maar heb toch de verschillende mogelijkheden in vogelvlucht kunnen laten zien en hen ook nog actief aan het werk kunnen zetten met het maken van een eigen tour.

Bij het samenstellen van mijn workshop heb ik deze keer uitgebreid gebruik gemaakt van mijn delicious-links over google earth. Ik zat voor mezelf zo te bedenken dat ik daarmee ook werk volgens een aantal niveaus van de digitale taxonomie van Bloom (zoals ik die hier in een les beschrijf). Grappig om dat bij mijzelf te herkennen.

Morgen mag ik een workshop verzorgen voor het KNAG: Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap. De workshop zal gaan over de mogelijkheden van Google Earth voor het aardrijkskundeonderwijs. Ik heb hiervoor maar anderhalf uur dus ik moet behoorlijk wat keuzes maken. Volgens mij zou ik namelijk met hen wel een hele dag kunnen vullen over alle mogelijkheden die er zijn.
Ik zal morgen eerst kort iets vertellen over de vele mogelijkheden en de manieren waarop Google Earth in het nieuws komt. Daarna gaan we aan de slag om een eigen tour te maken. In een aantal eerdere blogposts was ik hier al mee aan het experimenteren. Vandaag heb ik de spacenavigtor nog een keer weer aangesloten op mijn computer. En daarmee deze tour door de Alpen gemaakt (om precies te zijn de Mont Blanc). Daarna heb ik tekst ingesproken terwijl de tour afspeelde. Vind het resultaat zelf wel aardig moet ik zeggen.
Ik ben erg benieuwd hoe het morgen zal verlopen.

Vorige week maandag was ik voor de derde keer bij een bijeenkomst van Studium Generale in de serie Plug In. Deze keer kwam het WereldNatuurFonds vertellen hoe zij social media inzetten. WNF was hier vertegenwoordigd in de personen Piet van Ierland en Marlou van Campen. De lezing was in twee stukken opgedeeld. Een inleiding door Pier van Ierland over het WNF zelf en meer inhoudelijk op social media door Marlou van Campen.

Van Ierland vertelde onder andere over de drie belangrijkste invalshoeken van het WNF:

  • Leefgebieden beschermen/ herstellen
  • Aanpakken belangrijke bedreigingen
  • Nederlandse samenleving bewust maken.

Ook vertelde hij dat binnen de driehoek Beleid – Mensen – Veld de mens centraal staat die alle drie kan aansturen. Daarbij kan geholpen worden door: geld, gedrag, groepsdruk en geestdrift (toevallig allemaal met een G. Goh).
Een aantal acties waar het WNF concreet mee bezig is zijn bijvoorbeeld de viswijzer, actie tegen gloeilampen en meer aandacht vragen voor de bedreiging van de paling.

Daarna gaf Van Campen, zoals gezegd, aan hoe binnen WNF gewerkt wordt met social media. En ik vond dat ze dat heel helder deed. Eerst vertelde ze hoe het vroeger ging. Namelijk dat op het moment dat je ergens aandacht voor wilde vragen je een persreis organiseerde waarop de 6 verslaggevers van de landelijke kranten, die zich bezighielden met natuur en milieu, op waren uitgenodigd. Dat was al voldoende om genoeg media-aandacht te genereren.
Van Campen gaf aan dat dit nu zo niet meer werkte. Dat eigenlijk iedereen nu journalist is (iedereen heeft een camera) en dat je je nu moet afvragen: waar zitten die journalisten eigenlijk die ik wil bereiken.

Daarna haalde ze “Groundswell” aan. Deze term kende ik nog niet en vond het dus interessant om hierover te horen. Groundswell, zo lees ik op ambtenaar 2.0 is:

…a social trend in which people use technologies to get the things they need from each, rather than from traditional institutions like corporations…

En op http://www.forrester.com/Groundswell/index.html zelf lees ik:

Right now, your customers are writing about your products on blogs and recutting your commercials on YouTube. They’re defining you on Wikipedia and ganging up on you in social networking sites like Facebook. These are all elements of a social phenomenon — the groundswell — that has created a permanent, long-lasting shift in the way the world works. Most companies see it as a threat.

Manieren om met de Groundswell rekening te houden geeft Van Campen aan is:

  • Luisteren (listening to)
  • Informeren (talking to)
  • Meedoen (energizing)
  • Faciliteren van ambassadeurs (helping tot support itself)
  • Interne organisatie (embracing)

Dus als organisatie is het belangrijk om online actief te zijn om naar je klanten te luisteren, ze te informeren, mee te doen met hen, ze te faciliteren en zelf je organisatie hierop in te richten.

Het WNF heeft onderzoek gedaan naar waar de fans van het WNF nu eigenlijk zitten. Daaruit bleek dat er bijvoorbeeld meer dan 40-hyves groepen zijn, dat via twitter er 597 followers zijn en 800 groepen op Facebook over WNF/WWF.
Verder maakt Van Campen gebruik van de social checklist van Blom. Ik heb hier nog op gezocht maar kon niets vinden hierover op internet. Misschien dat iemand anders hier iets over kan melden. In de presentatie vermeldde ze de checklist als volgt:

  • Wat is het doel?
  • Zelf doen of via bestaande kanalen
  • Actief of passief
  • Verplaats je in je fan/ donateur
  • Vooroplopen of meelopen
  • Wil je het echt?

Gecombineerd met de manieren om met de Groundswell rekening te houden vond ik dit een aardig lijstje.

Tot slot nog aardig om te vermelden dat de site van het WNF uitegroepen is tot meest gebruiksvriendelijke site en het best vindbare goede doel.

En wil je, nieuwsgierig geworden door deze blogpost zelf nog eens kijken dan kun je de weblecture hier bekijken.

De afgelopen dagen stroomde mijn mailbox vol met mailtjes van bedrijven die graag wilden dat ik hun nieuwsbrieven zou blijven ontvangen. Op 1 oktober begreep ik hieruit zou namelijk een nieuwe wet in werking gaan. Een voorbeeld van zo’n mailtje zie je hieronder van Interwrite (waarvan ik trouwens wel een nieuwsbrief van wil blijven ontvangen).

Hoe dat nu precies in elkaar zat, begreep ik nog niet. Tot dat ik eens naar de discussies op de scholenlijst ging en zag dat dit onderwerp daar ook al uitgebreid werd besproken. Willem haalt zo nu en dan de kracht van deze mailinglist aan en ook bij Andre Manssen vind je regelmatig berichten die hij uit de scholenlijst heeft gevist.

De discussie die het betreft staat vermeld onder de thread Nieuwsbrieven.
De vraag die hier in eerste instantie centraal staat is hoe het zit met nieuwsbrieven naar ouders toe. Er wordt onder andere de tip gegeven over YMLP waarmee je nieuwsbrieven kunt versturen. Het echte antwoord wordt even later gegeven door Albert Luberdink met een verwijzing naar het desbetreffende wetsartikel.

Vor het uiteindelijke antwoord verwijs ik dan ook graag naar de mailinglist met daarbij de aanmoediging er zelf ook lid van te worden en bij te dragen.

MediaGenius maakt schoolkinderen wegwijs in de (nieuwe) media

MSN, Hyves, filmpjes uitwisselen en spelen via internet… Kinderen en jongeren hoef je niets meer te vertellen over nieuwe media. Of toch wel?

  • Wat kun je wel en niet op internet, hoe dóe je dat?
  • Wie kun je vertrouwen en wat is veilig voor je computer?
  • Waar op dat wáánzinnig wijde web vind je juist die informatie die jij nodig hebt?

De wereld van van kinderen krijgt een steeds grotere digitale dimensie. Nieuws en informatie, geldzaken, inspraak maar natuurlijk ook je sociale contacten – wie (later) wil meedoen in deze maatschappij, zal (verstandig) zijn weg moeten weten te vinden op het internet en in andere nieuwe media.
Kinderen zijn misschien wel vertrouwd met de (nieuwe) media, maar zijn ze ook mediawijs? MediaGenius denkt dat veel kinderen daarin nog wel wat steun en wegwijs kunnen gebruiken. En dat een (basis)school daarin een belangrijke taak kan – móet – vervullen.

Gewoon dóen..!

Vanaf september 2009 verzorgt MediaGenius de medialessen in het naschoolse aanbod Brede School Overvecht. We maken games, weblogs, websites en gaan aan de slag met film en interactieve techniek. We experimenteren met diverse (nieuwe) media en innovatieve vormen van kennisoverdracht.

De cursus is bedoeld voor kinderen van 6-12 jaar en bestaat uit tien lessen (afgesloten met een eindpresentatie). Na afloop kunnen zij zich inschrijven voor mediaclub Overvecht.

Wat is MediaGenius?

MediaGenius is een initiatief van leerkrachten van een basisschool uit Utrecht. Zij maken de vertaalslag tussen onderwijs, leerkrachten, leerlingen én hun ouders. Naast jarenlange onderwijservaring hebben zij een opleiding gevolgd tot MediaCoach en zijn zij aangesloten bij het Mediawijsheid Expertise Centrum en diverse netwerken op het gebied van innovatie en kennis.
Voor meer informatie: www.mediagenius.nl