Gerard Dummer

Alles over Onderwijs en ICT.

Browsing Posts tagged rekenen en ICT

Op verschillende plekken zag ik het onderwerp infographics langs komen. Onder andere bij André Manssen. Het maken van infograhpics lijkt me een mooie werkvorm voor leerlingen. Je bent op een actieve manier bezig om (rekenkundige) informatie te verwerken. Dit doe je ook nog eens op een creatieve manier. Met PowerPoint kom je naar mijn idee al een heel eind hiermee. In de presentatie hieronder zie je een paar eenvoudige voorbeelden:

Ik ben benieuwd of er scholen zijn die al met infographics aan de slag zijn gegaan.

Deze week zijn we weer begonnen met de voorbereiding van het nieuwe schooljaar. In ons programma zetten we de samenwerking door die we met de andere vakken zijn aangegaan. Dat levert mooi en betekenisvol onderwijs op. Vandaag hebben we overlegd met onze aardrijkskunde collega over hoe we het onderwerp kaartvaardigheden, dat centraal staat in zijn lessen, kunnen verrijken met ICT. Bij kaartvaardigheden in de bovenbouw draait het om de stappen: inventariseren, visualiseren, analyseren en interpreteren. In de komende weken gaan we kijken hoe we hier ICT in ondersteunend kunnen laten zijn.

In de bespreking die we vandaag met elkaar hadden kwam ook een kaartje voorbij die we als voorbeeld gebruikten in ons gesprek. Het was de onderstaande kaart:

Het is een kaart die je vind als je zoekt op Google Afbeeldingen met de termen klimaat en Frankrijk. Ik moest toen we de kaart gevonden hadden direct denken aan de les die we gegeven hebben in combinatie met Rekenen vorig jaar. Daarbij ging het over kritisch omgaan met getalsmatige informatie die je tegenkomt op internet. De kaart hierboven leent zich ook om kritische vragen bij te stellen waar je wiskundig over kunt redeneren.

Je kunt aan de leerlingen vragen, als ze de kaart bekijken, waar de meeste zon schijnt. Vanuit aardrijkskunde kun je dan gaan kijken wat de verklaring hiervoor zou kunnen zijn. Maar vanuit de rekenen en wiskundedidactiek kun je vragen stellen over wat het betekent dat er in Noord-Frankrijk 1600 uur zonneschijn is. En dat er in Zuid-Frankrijk meer dan 2800 uur zonneschijn is. Wat betekent dat voor de hoeveelheid uren zon per dag? Wat kun je naar aanleiding daarvan zeggen over de dagen dat het zonnig is? Is 1600 uur zon per jaar dan echt weinig? Of is dat eigenlijk nog best wel veel?

Wat voor vragen kun jij nog bedenken naar aanleiding van deze kaart? Ben benieuwd.

Eindelijk even de tijd om te schrijven over de IPON 2011. Ben er op de woensdagmiddag geweest en het is me goed bevallen. Het beste van de IPON vond ik de persoonlijke gesprekken met de mensen die hun product onder de aandacht proberen te brengen en de verhalen van de mensen uit de praktijk. Wat sprong er voor mij uit?

Rekentuin
Een adaptief rekenprogramma dat met game-elementen leerlingen laat oefenen. Het mooie er aan vind ik dat het niet blijft bij het basisschoolniveau maar als een leerling dat aankan het gewoon verder gaat. Doordat het programma zich aanpast aan het niveau van de leerling heeft elke leerling ook een succesgevoel bij het spelen.

Ook wat ik van het leerkrachtdeel heb gezien ziet er goed uit. De vorderingen worden goed in de gaten gehouden.

Wizzworld
Wizzworld is ook een omgeving waarin leerlingen kunnen oefenen met rekenen. Leerlingen krijgen realistische rekenproblemen voorgelegd die ze moeten oplossen. Ik heb de makers van dit programma gemist op de IPON (ze stonden er niet maar hadden er moeten staan naar mijn idee). Omdat ik het er mooi uit vindt zien toch nog even aandacht hier voor dus.

Juf in a box
Het eerste schrijfprogramma dat ik heb gezien dat leerlingen de elementaire schrijfhandelingen probeert bij te brengen door middel van een game. In principe ontwikkeld voor de fysiotherapiewereld maar ook zeker mogelijk voor het basisonderwijs. Als ik voor mijzelf spreek dan had ik die maar wat graag gehad om door middel van een game te oefenen. Het programma is nog in ontwikkeling maar ik vond het er nu al veelbelovend uitzien.

Acadin
In het Groene Theater ben ik bij een presentatie geweest over Acadin. Nu kende ik dit programma al wel maar had ik er nog niet zelf mee gewerkt. Door de presentatie van Martin Klein Tank heb ik hier weer meer inzicht in gekregen. Ik denk dat het goed is om expliciete aandacht te besteden aan de ontwikkeling van materialen voor hoog- meerbegaafden. Veel aandacht is er al voor leerlingen die leerproblemen hebben maar veel minder, is mijn beeld, is dat het geval voor leerlingen die bovenpresteren. Ik zie Acadin vooral als een aanjager voor die ontwikkeling. Of Acadin de exclusieve omgeving is waarin je dit soort materiaal moet kunnen vinden, moet blijven, weet ik niet. Andere ELO’s lijken mij hier ook voor geschikt. Maar voor nu lijkt het me dus goed om hier expliciet aandacht voor te vragen.

Beartravel
De tweede keer dat ik in het Groene Theater zat, was ik aanwezig bij de presentatie van Tessa van Zadelhoff over haar project Beartravel. Een prachtig voorbeeld hoe je ICT binnen een project/ verhalend ontwerp kunt integreren. Kort gezegd is het het volgende: leerlingen stellen een reisadvies op. De mensen voor wie het reisadvies wordt opgesteld melden zich aan via de weblog van het reisbureau of via twitter.
Het mooie aan het project vind ik dat het een levensechte situatie creëert (mensen willen echt het advies) en het gebruik van de verschillende ICT-tools” wallwisher, glogster, jigsawplanet, storyjumper en twitter. Het knappe hieraan vind ik dat deze tools functioneel worden ingezet en het project een meerwaarde geven.
Niet voor niets is het project dan ook al gepresenteerd op het Innovative Education Forum in Moskou en gaat het door naar Washington.


Kleuters en ICT
De laatste input die ik vanaf de IPON kreeg ging over Kleuters en digibord. Deze presentatie van Marije Andringa en Margriet van Diepen liet zien hoeveel mogelijkheden je hebt om met kleuters en ICT aan de slag te gaan. De manier waarop Prezi werd ingezet vond ik ook inspirerend. Als een soort woordveld waar je steeds kunt springen naar het onderwerp dat je wilt bespreken en weer terug kunt naar het begin.

Ga in januari naar Londen om BETT te bezoeken. Vrijdag kom ik aan en bezoek zaterdag de beurs. Rekenvraag daarom voor deze website:

  • Welke waardering vind ik het meest betrouwbaar?
  • Betekent het ook dat als meer mensen een hotel beoordelen de beoordeling dan ook hoger is (als meer mensen er naar toe gaan dan zou het wel een goed hotel moeten zijn)?
  • Waar krijg ik het meeste “hotel” voor mijn geld?

Wat moet ik me bij deze hoeveelheden voorstellen?

Of bij deze snelheden?

De afgelopen week hebben mijn collega, Don Zuiderman, en de collega’s van Rekenen een les gegeven over Rekenen in de digitale realiteit. Deze gezamenlijke les levert mooie nieuwe inzichten op. Het internet biedt namelijk veel informatie waarbij het goed is om daar eens kritisch naar te kijken vanuit een rekenkundige bril. Eerder gaf ik al het voorbeeld van Google Maps dat voor je uitrekent dat je in 9 minuten van het centraal station in Amersfoort naar het nieuwe gebouw in Amersfoort kan lopen.
Onze rekencollega, Marjolein Kool, voegde daar voorbeelden aan toe van wereldrecords (hoe snel is dat eigenlijk als Sven Kramer de 5 kilometer in 6.14 minuten wint) en benadrukt dat het gaat om gecijferdheidsvragen. Een vraag: hoe lang duurt de reis van Utrecht naar Amsterdam is “rekenkundig” minder interessant dan de vraag: Ik ben op school en kan ik binnen een uur ook in de Bijenkorf in Amsterdam zijn? Gecijferdheidsvragen gaan uit van de realiteit en proberen die rekenkundig te onderzoeken.
Marjolein liet ook zien hoe je met foto’s aan de slag kunt gaan (bijvoorbeeld foto van kleinste man ter wereld die tussen de benen van een vrouw staat; blijkt die vrouw de vrouw met de langste benen ter wereld te zijn).

Bracht mij op het idee om eens te kijken naar “wiskundige” termen op internet. Ik begon met “lengte” in te typen in Google. Kreeg ik toch niet direct de resultaten waar ik op zat te wachten…

Leuker wordt het als je bij Google Afbeeldingen “grootste” intypt.

Zo kom je direct te weten dat Gibson de grootste hond ter wereld is met een schofthoogte van 107 centimeter. Is de vraag natuurlijk hoe groot hij is als hij op zijn achterpoten gaat staan.

Zoek je op kleinste man ter wereld dan krijg je ook mooie resultaten.

Zo zijn er natuurlijk nog veel meer grootte- en hoogte- diepte- zwaarte-lichtste- snelste- langzaamste records die je op internet kunt vinden.

Tot slot nog een vraag, waar je ook een tikkeltje mediawijs voor moet zijn:

Hoe groot moet het aquarium zijn voor de grootste vis ter wereld?

Tekst en beeld zijn al duidelijk aanwezig in het kader van mediawijsheid. Maar getallen zie ik nog niet zo direct terugkomen. En toch is dat onderwerp dat centraal stond in het overleg dat wij hadden vandaag met onze rekencollega’s.
We zijn druk bezig met het voorbereiden van het volgende thema (thema 6). En ook in dit thema werken we samen met de rekencollega’s. In het vorige thema stond de interactieve nabespreking met behulp van het digibord centraal. Het volgende thema gaat over vakoverstijgend werken (of: projectmatig werken, thematisch werken, vakgeïntegreerd werken). Bij vakoverstijgend werken hanteren we vanuit ICT de volgende vierdeling:

  • mogelijkheden van ICT tijdens de introductie;
  • mogelijkheden van ICT tijdens het doen van onderzoek;
  • mogelijkheden van ICT tijdens samenwerken en discussiëren;
  • mogelijkheden van ICT tijdens het presenteren.

Vorig jaar behandelden we deze onderwerpen allemaal zelf in de les. Nu proberen we dit samen met de collega’s van Rekenen, Nederlands en Geschiedenis te combineren. En vandaag hadden we dus overleg met de rekencollega’s.

Voor de combiles rekenen en ICT richten we ons op de tweede stap uit de vierdeling: mogelijkheden van ICT tijdens het doen van onderzoek. In combinatie met rekenen levert dit het volgende op: met een rekenbril kijken naar de mogelijkheden die ICT biedt bij het doen van onderzoek.

De vraag is natuurlijk: hoe kun je met een rekenbril kijken naar de mogelijkheden van ICT bij het doen van onderzoek? Daarvoor moet je iets weten over wat de didactiek van rekenen is en wat de mogelijkheden van ICT zijn. Vanuit rekenen is een van de aspecten die belangrijk is: het kritisch kunnen omgaan met getallen in de wereld om je heen. Traditioneel zijn dit opdrachten die ook wel bekend staan onder de naam: “rekenen met de krant”. In dit soort opdrachten staat een krantenartikel centraal waarin rekenkundige informatie staat vermeld met, kort door de bocht geformuleerd, de vraag: klopt dit? Dit soort opdrachten kun je ook doen als je het internet gebruikt. Het komt daarmee in het kader te staan van de vraag: klopt deze informatie die ik vind op internet als ik die vanuit een rekenkundige kant bekijk? Het maakt daarmee deel uit van mediawijsheid.

Concreet voorbeeld

We hadden studenten in thema 5, om te laten nadenken over informatie-/ zoekvaardigheden, de volgende vraag voorgelegd:

Hoe lang is het lopen van het Centraal Station in Amersfoort naar ons nieuwe gebouw?

Voor deze vraag moet je beschikken over een aantal informatievaardigheden. Je moet namelijk bedenken dat je het adres van de nieuwe hogeschool moet opzoeken (welke zoekwoorden gebruik ik hiervoor) en je moet weten dat je een website kunt gebruiken waarop je die informatie kunt invoeren (bijvoorbeeld Google Maps). Daarna moet je weten hoe je de informatie invoert op de website (onderdeel Routebeschrijving, van A naar B: A) Centraal Station Amersfoort; B) De Nieuwe Poort, Amersfoort; en optie Lopen kiezen). Dan zou dit de route kunnen zijn die je krijgt:

Maar iedereen die al wel eens naar de nieuwe hogeschool is gelopen weet dat je beter de achteruitgang kunt nemen:

Google rekent dan direct voor je uit dat deze 800 meter in zo’n 9 minuten gelopen kan worden.

Google rekent het je dus voor. Maar klopt het ook wat er staat? Kun je ook nagaan of de berekening die Google gemaakt heeft ook klopt? En die vraag is waar het rekenkundig dus interessant wordt. Wat als je 800 meter in 9 minuten loopt, hoeveel kilometer per uur loop je dan? En is dat snel? Is dat een snelheid die jij zou kunnen volhouden, of geldt dat voor een volwassen iemand?
Kritisch omgaan met rekenkundige informatie op internet. Ik vond het overleg erg interessant. Aan studenten straks de opdracht om hun eigen kritische vragen te stellen en hier kinderen weer bewust van te maken. Ik ben benieuwd met wat voor rekenproblemen zij komen en hoe ze dit verbinden met projectmatig werken.

Afgelopen week heb ik samen met mijn collega Don Zuiderman en de collega’s van de sectie Rekenen een bijeenkomst verzorgd aan de tweedejaars studenten waarin we de mogelijkheden van het digibord aan bod hebben laten komen als het gaat om het houden van een interactieve nabespreking.  Kunst bij de interactieve nabespreking is om de antwoorden van de leerlingen te gebruiken bij je verdere uitleg van de som. Mogelijkheden van het digibord zijn om materiaal van te voren klaar te zetten en interactief materiaal te gebruiken. Die twee moet je op elkaar zien af te stemmen. In dit bestand (op Wikiwijs) zie je hoe we dat geprobeerd hebben. Basis is het materiaal dat studenten, die de instructie moesten geven, zelf hebben bedacht. Het notebook-bestand is niet bedoeld om zo direct in de klas te gebruiken maar om je ideeën te geven welke mogelijkheden je hebt.

Na afloop van de les was de behoefte om meer te weten van de mogelijkheden van het digibord alleen maar meer geworden.

Dit keer heb ik voor de game die ik gemaakt heb met GameKit de plattegrond van de school als uitgangspunt genomen.

De school is nagebouwd in GameKit. Daarbij zijn de verhoudingen in mijn geval enigszins uit het oog verloren. De klaslokalen ten opzichte van de gangen zijn wel een beetje aan de kleine kant. Dit had ik natuurlijk kunnen voorkomen door het eerst nauwkeuriger uit te werken. Dan had ik als volgt te werk moeten gaan:

De eenheid binnen GameKit waarmee je bouwt (in mijn geval) is het element “Vaste grond”.

Die kun je draaien, langer en korter maken. Nu heb ik voor een klas steeds twee keer vaste grond in de breedte en twee keer vaste grond in de lengte genomen. Bij een gemiddeld klaslokaal van 8 bij 8 meter is 1 blok daarmee dus 4 meter. Voor de gang heb ik 1 blok als uitgangspunt genomen. Maar daarmee wordt de gang dus in werkelijkheid direct 4 meter. Voor een gemiddelde school lijkt me dat wat aan de grote kant.

Ik had dus beter de school op een ruitjespapier kunnen weergeven. En dan waarschijnlijk gezien dat de verhouding tussen de gang en de klas anders had gelegen. Meer richting 2,5 tot 3 blokken voor de klassen.

Maar goed. Ik ga er voor het gemak maar even van uit dat de verhoudingen wel kloppen. In deze game heb ik ook de achtergrond ingekleurd.
Als je dat doet dan zie je een blokstructuur die je in moet kleuren. Dat biedt leuke aanknopingsmogelijkheden voor oppervlakte berekeken.

Het probleem dat ik nu ondervind bij het testen van de game is dat ie niet alles weergeeft. Het laden van de game duurt al een tijdje. En als ie dan geladen is worden niet alle plaatjes weergegeven. Weet niet of er een bepaalde limiet aan zit maar zou ik hier tegen een grens aanlopen?

Misschien als ik de achtergrond weghaal dat het dan wel werkt.

Voortschreidend inzicht: de game laadt nu veel sneller. Dus zonder achtergrond ondervind je minder problemen.

Waar het na het bouwen van de gameomgeving steeds op neer komt, merk ik, is het strategisch inzetten van punten en obstakels. Bij het inrichten van de game ben je dus steeds bezig om beslissingen te maken in de trant van: als ik op deze plekken nu punten neerzet, hoe zorg ik er dan voor dat de speler deze punten kan behalen? En hoe bouw ik tegelijkertijd obstakels in zodat het ook uitdagend wordt voor de speler om de level uit te spelen.

In dit geval heb ik eerst in elk klaslokaal punten neergelegd. Daarna kijk ik hoe ik de speler de punten kan laten bemachtigen. Om in het eerste klaslokaal te komen, moet de speler eerst een band tegen een muur aan laten stuiteren. Hierdoor verdwijnt de muur en krijgt de speler toegang tot de klas en de punten.

Voor mij als bouwer is het nu duidelijk dat de speler de bal tegen de muur aan moet stuiteren. Een speler die deze uitleg niet heeft zal moeten onderzoeken hoe hij bij die punten kan komen. Ik kan nog beslissen om een uitlegtekst toe te voegen, of niet. Dit zou ik ook kunnen beslissen als ik iemand het spel heb laten spelen en diegene komt er helemaal niet uit. Dan zijn tips dus misschien nodig.

Wat ook nog een overweging is, is het feit dat ik wel weet waar de finish is maar dat de speler dat niet weet. De finish zit redelijk arbitrair naast het eerste klaslokaal (tenminste het klaslokaal dat ik als eerste gebouwd heb). Ik zou daarom ook nog een pijl in de goede richting kunnen laten wijzen. Maar ook dit vind ik een beslissing die afhangt van of een speler eruit komt of niet.

Dan ook nog even over waarom ik de school als uitgangspunt heb genomen deze keer. De belangrijkste reden is dat ik denk dat kinderen het leuk vinden om van hun school een gameomgeving te maken. Maar er zijn nog meer redenen. 1) Omdat de school een bekende omgeving is, lijkt het me voor leerlingen ook gemakkelijker om bij het bouwen de juiste verhoudingen in het oog te houden. 2) Per lokaal zou steeds een andere leerling de punten en obstakels kunnen inrichten. Op die manier kun je het samenwerken bevorderen. Ik vermoed trouwens wel dat kinderen met elkaar gaan overleggen over hoe ze dan de obstakels in kunnen bouwen.

Als de game echt klaar is zal ik het ook hier vermelden.

Afgelopen dagen eens gekeken of ik op basis van een ander principe een game kan ontwerpen in Gamekit. Na het symmetrische doolhof ben ik gaan kijken of hier varianten op te bedenken zijn. Ik kwam toen uit op historische tegeltjes zoals je die hieronder ziet.

Idee is dat deze genoeg aanknopingspunten geven om een eigen ontwerp te maken. Hieronder mijn ontwerp:

En gebouwd in Gamekit krijg je dan het volgende: